De campus van de Provinciale Technische Scholen Boom vormt een architectonisch juweel dat het hart van de Rupelstreek siert. Het complex vertegenwoordigt een belangrijke periode in de industriële vooruitgang van de regio, is een toonbeeld van esthetische verfijning en van technische innovatie. Na decennia van intensief gebruik drong een zorgvuldige restauratie zich op om een duurzame toekomst de gebouwen op de site te garanderen en haar functie als school te blijven vervullen.
Beukenlaan 44/B1, 2850 BoomProvinciebestuur AntwerpenGerealiseerd 2024 In samenwerking met: Herlixka nv, ASBrosens, D2S
De Provinciale Technische Scholen Boom werden in 1926-1930 opgericht naar ontwerp van architecten Camille Bal en Ernest Lamot als instituut voor technisch onderwijs, om vaklui te scholen voor de groeiende nijverheid in de Rupelstreek. De school maakte deel uit van het stedenbouwkundige totaalconcept voor de 'Boomsche Beekbosschen Tuinwijk' waarvan ook het gemeentepark een wezenlijk deel uitmaakte. Het ontwerp van de school is sterk geïnspireerd door de baksteenarchitectuur van het Amsterdamse Modernisme. Het modernistische principe van "licht, lucht en ruimte" komt in de architectuur sterk naar voren, met de hantering van open ruimtes en grote raampartijen voor het maximaal binnentrekken van natuurlijk zonlicht. Erfgoed en Visie bv kreeg de opdracht een masterplan op te stellen voor de restauratie van de gebouwen op de site. Doordat de school steeds in gebruik zou blijven, werden de restauratie- en herinrichtingswerken in fases opgesplitst. In het masterplan stond een sensibilisatie voor behoud en het respectvolle omgang met de waardevolle onderdelen van het complex vooropgesteld. Dit leidde niet alleen tot een vakkundige restauratieaanpak maar ook dat de school door een creatieve aanpak werd aangepast aan de hedendaagse noden.
Het gebouw werd vakkundig gerestaureerd. Een belangrijk onderdeel binnen de (exterieur)restauratie betrof de betonherstellingen. De dekstenen in imitatienatuursteen van de opgaande muren vertoonden ernstige laterale scheuren met vallende brokstukken en waterinsijpeling tot gevolg. De oorzaak hiervan was niet meteen te achterhalen vermits de opbouw en het oorspronkelijke productieproces niet gekend waren. Een ontleding van de dekstenen toonde dat de fabricage van kunststenen destijds nog in zijn kinderschoenen stond; de betonnen kern was gewapend met allerlei ijzeren onderdelen, waaronder zelfs fragmenten van raamprofielen. De granulaten waren te dik en onregelmatig en de betondekking rond de wapening was vaak erg gering. Omdat de dekstenen vaak tot diep in de kern beschadigd waren, was herstel niet mogelijk en werden de meest beschadigde stenen proefondervindelijk nagemaakt. In het interieur was vooral het herstellen van de oorspronkelijke architecturale kwaliteiten alsmede het versterking van het ontwerpconcept "licht, lucht en ruimte" belangrijk, dit in combinatie met een tegemoetkoming aan de hedendaagse eisen inzake veiligheid, gebruikscomfort en oppervlaktenoden. De monumentale inkomhal was oorspronkelijk voorzien van een indrukwekkende vijfhoekige lichtkoepel met geklinknagelde staalstructuur die de ruimte, in combinatie met de monumentale trap en felgroene betegeling, haar grandeur gaf. Door de lichtkoepel baadde de ruimte tevens in het daglicht. Doorheen de tijd werd ze echter vervangen door een veel kleiner exemplaar wat maakte dat de monumentale traphal van weleer was herleid tot een donkere en sombere ruimte die bovendien weinig uitnodigend was. De oorspronkelijke ruimtebeleving werd teruggebracht door de installatie van een nieuwe glazen koepel. De diamantvorm naar ontwerp van Ney & Partners refereert naar de historische diamantnijverheid in de streek. De voormalige turnzaal en naastgelegen refter hadden initieel een open plan met eveneens veel binnenvallend daglicht. De ruimtes werden in het verleden omgebouwd tot magazijn, kamerhoge rekken, wanden en tussenverdiepingen inclusief. Het opnieuw vrijmaken van de lokalen betekende het herstellen van de evenwichtig ontworpen ruimtes en daarmee het herwaarderen van de erfgoedwaarden. Aan de betonnen portieken die de draagstructuur van de turnzaal vormen, werd een platform gehangen met een inrichting tot studieplekken voor de leerlingen, aansluitend op de algehele "herbestemming" van de turnzaal tot Open Leercentrum. De parketvloer bleef er behouden, met inbegrip van de restanten van de markering van de sportvelden opdat de oorspronkelijke functie van de ruimte leesbaar blijft. De bekabeling van en naar het platform werd ingewerkt in de draagstructuur. In de aanpalende oude refter werden kantoorruimtes ondergebracht. Beide lokalen worden verwarmd door stralingspanelen, opgehangen aan het plafond, dat voorts werd voorzien van geluidsabsorberende panelen. In de voormalige refter is de stroomvoorziening flexibel opgevat met verplaatsbare techniekenzuilen, zodat de kantoorruimte vrij ingericht kan worden.De werkhuizen huisvestten initieel een omvangrijke open ruimte van 60 bij 30 meter, en baadde net zoals bovenvermelde ruimtes in het daglicht. Gaandeweg werden er echter wanden en verdiepingsvloeren ingebracht, wat leidde tot een fragmentatie van de ruimtelijke beleving en een slechte leesbaarheid van de erfgoedwaarden. De visie op hergebruik van deze ruimte was echter complex; de erfgoedwaarden moesten opnieuw zichtbaar worden, maar de ruimte moest ook beantwoorden aan de gewijzigde noden van de functie als atelier én aan de gewijzigde pedagogische visie van de school. De school had zo bijvoorbeeld nood aan een aanzienlijke bijkomende gebruiksoppervlakte en zag het onderwijzen van de verschillende disciplines in 1 ruimte niet zitten omwille van stof- en geluidsoverlast. Een verdeling van de grote atelierruimte was dan ook een noodzaak. Bovendien combineert het huidige onderwijsprincipe theorie- en praktijkmomenten. Ontwerpend onderzoek resulteerde in een evenwichtig ruimtelijk concept dat de erfgoedwaarden respecteert, bijkomende gebruiksoppervlakte creëert én daglicht maximaal toelaat op alle verdiepingsvloeren. Een extra travee werd geconstrueerd, met daarin de voorziening van sanitair, het magazijn van de school en technische ruimtes. Het nieuwbouwvolume combineert harmonieus met het bestaande gebouw door haar ritme en volumewerking te volgen, maar onderscheidt zich op subtiele manier door de toepassing van hedendaagse materialen.